Gepubliceerd op 31-08-2018

AGENT

betekenis & definitie

Agent m. (-en), een min of meer zelfstandig lasthebber en vertegenwoordiger van een of meer personen of van eene vereeniging, van een lichaam; een zaakgelastigde: een agent voor landverhuizers; zie VERKIEZINGSAGENT;

— (in handel en nijverheid) de zelfstandige, hoezeer ook voor zijn doen verantwoordelijke lasthebber en vertegenwoordiger van een handelshuis in eene vreemde plaats; of wel, de meer afhankelijke en ondergeschikte lasthebber en vertegenwoordiger van eene industrieele onderneming, de vertegenwoordiger van firma’s die op last en voor rekening dezer firma’s zaken doen tegen genot van provisie;
— een agent te Amsterdam, iem. die voor verschillende buitenlandsche huizen als lasthebber optreedt; een agent voor buitenlandsche huizen; de agent der Amsterdamsche stoomboot; de agent der Utrechtsche Brandwaarborgmaatschappij; de Nederlandsche Bank heeft in vele plaatsen agenten of subagenten;
— (bij ; de politie) een dienaar der gemeentepolitie, een gerechtsdienaar, een beambte, belast met het toezicht op de openbare veiligheid enz.; de agenten of de agenten van politie;
— een geheim agent, een politiebeambte zonder uniform, gewoonlijk rechercheur of stille diender genoemd;
— de agents provocateurs, handlangers van de geheime politie, die het vertrouwen van verdachte personen zoeken te winnen en hen daarna aanzetten tot staatkundige vergrijpen;
— (in de diplomatie en politiek) een persoon die zonder bepaalden titel of rang in eene diplomatieke of politieke zending gebruikt wordt;
— agent der Algemeene Staten, de ambtenaar der Algemeene Staten tijdens de Republiek der Vereenigde Nederlanden, inz. belast met het ontvangen der vreemde gezanten;
— benaming der Staatsdienaren of Ministers van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, volgens de staatsregeling van 1798, welke tot 1801 geldig bleef het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek benoemde, onder den titel van Agenten, een achttal mannen die de verschillende takken van inwendig beheer onder zich verdeelden; zij waren, wat men thans de Ministers der onderscheidene departementen noemt;
— een consulair agent.