Het begrip afzijn heeft 2 verschillende betekenissen:
1. afzijn - Afzijn (alleen in de onbepaalde wijs), (w. g.) nalaten, in gebreke blijven ik kan niet afzijn u mijn dank te betuigen; ik wil niet afzijn u geluk te wenschen;
— (w. g.) het kan niet afzijn, het kan niet missen, het kan niet anders zijn t kon niet afzijn, of een meisje als zij moest de aandacht van de geheele jongelingschap tot zich trekken. (Men schrijve in twee woorden wanneer zal ik van dien last af zijn ?
— wanneer kan het werk af zijn ?
— verre van iets af zijn; daar wil ik af zijn, enz., niet afzijn).
2. afzijn - Afzijn o. het verwijderd zijn van de plaats waar anderen zich bevinden, of waar eene handeling voorvalt, het niet tegenwoordig zijn *t afzijn valt mij zwaar; een afzijn van eenige weken, eenige maanden; zij begonnen te gewennen aan het afzijn hunner ouders;
— in, gedurende, ten tijde van iemands afzijn, gedurende den tijd dat hij zich elders bevindt (of bevond); of wel, in die omstandigheid, dat hij afwezig is (of was);
— bij iemands afzijn, in zijne afwezigheid;
— sedert iemands afzijn, sedert hij afwezig is;
— afwezigheid na een lang afzijn, na een afzijn van (een zekeren tijd), na (zooveel tijd) afzijns, (ook) het afzijn van mannelijk oir, het ontbreken.