Gepubliceerd op 27-09-2018

Nalaten

betekenis & definitie

Nalaten (liet na, heeft nagelaten), achterlaten (bij overlijden): hij heeft twee zoons nagelaten; hij liet een groot fortuin na;

— (fig.) overleveren, doen overgaan van het eene geslacht op het andere: dat was zijn grootste geluk: het bewustzijn dat hij zijnen kinderen een ongerepten naam naliet;
— aflaten, niet doen, laten: die onhebbelijkheid moet gij nalaten;
— niet nakomen, verzuimen, veronachtzamen: gij moet het eene doen en het andere niet nalaten; het gebod Gods nalaten;
— ik kan niet nalaten, ik kan mij niet onthouden...; hij liet niet na mij te plagen, hield niet op.
NALATING, v. het nalaten, niet-nakoming, niet-vervulling.