Afwassching v. (-en), het afwasschen: afwasschingen kunnen bij zwakke personen het baden vervangen;
— het reinigen van een voorwerp of van een persoon door middel van het vegen of spoelen met water of ander vocht;
— (in de scheikunde) de bewerking waarbij men vaste stoffen van vreemde bestanddeelen bevrijdt door het opgieten van eene vloeistof die deze laatste oplost;
— (fig.) (in bijbelsche taal) de zedelijke reiniging van den mensch, de zuivering van zonden, t. w. in betrekking tot den doop of tot het bloed van Christus; afwassching der zonden door het Doopsel, dat de erfzonde en de dadelijke zonden wegneemt.!