Gepubliceerd op 31-08-2018

AFWASSCHEN

betekenis & definitie

Afwasschen (wiesch (waschte) af, heeft en is afgewasschen), door wasschen vlekken, vuiligheid, bloed, zweet enz. verwijderen: het vuil van zijne handen afwasschen; die vlekken moet ge met brandewijn afwasschen; ook de kopjes, het theegoed, de borden afwasschen; de handen, het gezicht afwasschen; de meid heeft alle kinderen afgewasschen; de dokter waschte den gewonde het bebloede gelaat af;

— (fig., dicht.) de tranen afwasschen (beter afwisschen), de droefheid lenigen;
— (bijb.) (zonden als zedelijke onreinheden) door den doop wegnemen laat u doopen en uwe zonden afwasschen;
— (fig.) (in bijbelsche taal) (menschen als besmet met zonden, of den mensch als zedelijk wezen vertegenwoordigende) reinigen van de zonden, t. w. in betrekking tot den doop of tot het bloed van Christus het is morgen het feest der geboorte onze Heilands, in wiens naam en bloed wij gedoopt en afgewasschen zijn; hoe het zij, gij hebt mij geleerd, dat het doopsel alle zonden afwascht;
— (fig.) (eene schuld die op iem. kleeft, of ondeugden, gebreken en zwakheden waarmede iem. behept is) wegnemen, hem ervan zuiveren, als door eene zedelijke reiniging al het water van de zee wascht die schuldsmet niet af; dat kan al het water van de zee niet afwasschen, dat valt niet te ontkennen, daaraan valt niet te ontkomen;
— (eene schuld of verdenking die op iem. rust, of een smaad, hoon of beleediging die hem is aangedaan) hem ervan zuiveren, door hem te rechtvaardigen of door hem eene billijke voldoening te verschaffen ivij allen zijn in u gehoond en wij willen die smet afgewasschen hébben;

— een smaad, hoon enz. in (of met) bloed afwasschen, zich er voldoening voor verschaffen, zich er over wreken op den persoon die de beleediging heeft aangedaan, door zijn bloed te doen vloeien, hem te dooden of te wonden;
— eene schuld, eene schande enz. met zijn bloed afwasschen, ervoor boeten door zijn bloed te storten, er met zijn leven voor boeten;
— (zorgen, bekommeringen, onaangenaamheden enz.) uit den geest verdrijven door middel van een lustigen dronk, vgl. af spoelen;
— (fig.) zijne handen van iets afwasschen, alle schuld van zich afwerpen, de verantwoordelijkheid en de gevolgen ten laste van anderen laten;
— (w. g.) zijne (of de) handen van iem. afwasschen, verklaren, dat men hem voor zijne daden geheel verantwoordelijk en de gevolgen voor zijne rekening laat;
— (in de scheikunde) van vreemde bestanddeelen zuiveren door het herhaald opgieten van eene vloeistof die deze oplost aarde wordt met water afgewasschen om er de zouten uit te trekken, vgl. af slibben;
— zich afwasschen. zijne leden reinigen.

< >