Gepubliceerd op 31-08-2018

AFTREKKER

betekenis & definitie

Aftrekker m. (-s), (w. g.) een vilder, afdekker; (gemeenz.) iem. die zich verwijdert als anderen blijven;

— (ontleedk.) aftrekspier: de aftrekker van het linkeroog, de spier waarmede men dat oog naar de linkerzijde beweegt;
— (reken- en stelk.) het getal dat van een ander afgetrokken wordt:
— (krijgsw.) een werktuig, dienende om de lading uit een vuurwapen te trekken;
— (tabakst.) een ijzeren werktuig, bestaande uit een handvatsel met vier kromstaande tanden en dienende om de oude tabaksakkers om te halen;
— (Zuidn.) kurketrekker;
— (plat) onanist.