(splinterde af, is en heeft afgesplinterd), in splinters, in langwerpige en spitse stukjes van een hard voorwerp loslaten en afvallen dat hout is zoo bros, dat er telkens stukken van afsplinteren;
— aan de buitenste deelen splinters loslaten en daardoor beschadigd worden aangezien bij het gewelddadig indringen van den stempel het hout allicht afsplintert;
— splintersgewijze afbreken of afsteken de jongen zat met een mes stukjes van het been af te splinteren;
—van de buitenste of uiterste deelen ontdoen, door die in splinters af te scheiden de schooljongens hadden overal hunne namen ingesneden en alle tafels en banken afgesplinterd, aan de kanten besneden. AFSPLINTERING, v.