(slootte af, heeft afgesloot), (een stuk gronds, inz. bouw- of weiland) van een aanliggenden grond afscheiden of afzonderen door het graven van eene of meer slooten, vgl. afgreppelen; ik zal dat stuk land laten afslooten;
— de slootkanten schuin afsteken, vgl. opslooten;
— gedaan maken met het opmaken der slooten. AFSLOOTING, v. (-en).