AFPENNEN, (pende af, heeft en is afgepend), (gemeenz.) (schrijfwerk) met de pen ten einde brengen, geheel afschrijven : in hoeveel tijd hebt ge dat stuk afpepend
— zeer veel schrijven : ik heb vandaag wat af gepend
— (iets dat geschreven of gedrukt is) af- en overschrijven, er een afschrift of kopie van maken: ik vond het vers zoo mooi, dat ik het terstond heb afgepend;
— zich afpennen, zich afmatten door veel te schrijven : nu ben ik letterlijk afgepend, ik kan niet meer;
— (smidsterm) (stukken ijzer die aaneengeweld moeten worden) aan de uiteinden die vereenigd zullen worden, pen- of liever kegvormig uitsmeden; de uiteinden zooveel dunner en platter maken, dat zij op elkander gelegd, tezamen de na het wellen gevorderde dikte niet of slechts weinig te boven gaan, ook bijscherpen genoemd;
— (blik- en koperslagersterm) (figuren die in blik- of koperwerk moeten gedreven worden) met den daartoe bestemden gependen hamer (afpenhamer) op het metaal aanleggen, ruw afschetsen of afteekenen : de eerste bewerking bij het drijven, waardoor de hoofdlijnen der schets zich verheven beginnen voor te doen : ribben, stralen, sterren, bloemen enz. op blikwerk afpennen; die rozetten zijn niet zuiver afgepend;
— (Z. A.). claims afpennen, afbakenen, afpalen.