AFKEUREN, (keurde af, heeft afgekeurd), niet goedkeuren : lotelingen af keuren, ze voor den dienst ongeschikt verklaren;
— maten en gewichten afkeuren, verklaren dat ze niet aan de vereischten voldoen;
— een huis afkeuren, het onbewoonbaar verklaren;
— bouwstoffen afkeuren, ze van den leverancier niet willen aannemen, omdat ze niet aan de vereischten voldoen;
— (handelingen, gevoelens en gezegden) min of meer ongunstig oordeelen over laken, verwerpelijk achten: eene uitdrukking, eene rede, een gedicht af keuren;
— die daad is af te keuren, verdient afkeuring;
— munten afkeuren, buiten koers stellen.