AARDAKER, m. (-s), eetbare knolwortel eener peuldragende plant (lathyrus tuberosus), die als onkruid in de bouwlanden voorkomt en slechts bij uitzondering aangekweekt wordt, ook aardeikel, aardnoot (of eenvoudig noot), aardamandel, akkernoten en aardmuis of muisjes met staartjes geheeten;
— de plant zelve;
— gew. ook voor karwij.
AARDAKERTJE, o. (-s).