Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zitting

betekenis & definitie

v. (-en),

1. deel van een stoel enz. waarop het lichaam rust bij het zitten : de zitting is stuk ;vaak in ’t bijz. met gedachte aan het bekleedsel van dit deel: die zitting is van fluweel, van trijp ; — secreetbril;
2.cirkelvormig onderdeel in de klepkast van een stoommacliine waarop de klep nauwkeurig past;
3. het zitten (in de bet. 2.) als feit en als duur: de dokter houdt heden zitting tot drie uur ; — zitting hebben (in), als lid deel uitmaken van ; — zitting nemen, voor het eerst een vergadering als lid bijwonen; — zitting houden, vergaderd zijn; (vand.) het vergaderd-zijn, vergadering van een publiek lichaam, in ’t bijz. van een rechts- of bestuurscollege: de zitting openen, verdagen; zitting met gesloten deuren, geheime zitting, comité generaal; een rumoerige zitting',
4. tijdperk van de opening tot de sluiting ener (inz. wetgevende) vergadering; al de keren dat deze bijeenkomt in zeker tijdperk: de gewone zitting van de Staten Generaal begint op de derde Dinsdag in September; deze zitting der Staten-Generaal was weinig vruchtdragend.