I. bw., aan de of van ter zijde : hij raakte mij zijdelings, niet rechtstreeks; langs een omweg: dat was zijdelings op mij gemunt; iem. zijdelings waarschuwen ; zijdelings op iets betrekking hebben ;
II. bn., van ter zijde komend of naar opzij gericht: een zijdelingse blik; niet rechtstreeks : een zijdelingse mededeling ; een zijdelings verwijt.