v. (-s),
1. groot, smal visnet met een zak (kuil) in het midden, kurken aan de bovenpees en loodjes aan de onderpees waarmee men de gehele breedte van een viswater afsluit; trekt men het voort en daarna met één eind rond, dan vangt men alle vissen die niet door de mazen kunnen: met de zegen vissen;
2. sleepnet voor patrijzen.