I. m. (-en), de laatste dag der week, waarop het werk gewoonlijk vroeger eindigt: j> houdt al vroeg Zaterdag ; — van ouds ook de dag waarop men het lichaam wast en zich verschoont: Zaterdag houden: vgl. Zaterdagavond; — des Zaterdags, op Zaterdag ;
II. tw., bastaardvloek, drommels, satans: wel Zaterdag nog toe, is het nu uit!