Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wezenlijk

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. werkelijk bestaande : een wezenlijk God;
2. werkelijk, feitelijk, essentieel, het wezen uitmakend : de wezenlijke waarde ; een wezenlijk verschil; — zelfst.: het wezenlijke van het toevallige scheiden ; het wezenlijke ener gebeurtenis; — als bw. bij een bn.: een wezenlijk groot mens;
3. als bw. van modaliteit, ter bekrachtiging of bevestiging, stellig, inderdaad: dat is wezenlijk een groot verschil; is het wezenlijk waar? ;
4.(gew.) menselijk, verstandig van uitdrukking: wat is dat kind reeds wezenlijk ; Martino (een ezel), zo bescheiden, zo wezenlijk! verdiende ’t recht van weiden naar onbepaalden ivil (Staring).