Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oppasser

betekenis & definitie

m. (-s),

1. persoon die ergens of op iets toezicht houdt: de oppassers van een museum;
2. hij die iem. oppast, bedient, boodschappen verricht enz.; soldaat in de persoonlijke dienst van een officier; — (in een dierentuin) verzorger van bepaalde dieren;
3. ziekenverpleger.