Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wagen, riskeren

betekenis & definitie

(waagde, heeft gewaagd),

1. op het spel —, aan onzekere kansen blootstellen, riskeren: ik zal een gulden wagen ; zijn leven wagen om een drenkeling te redden ; die generaal waagt zichzelve te veel; waag u nog niet op het ijs ; — ik zal er mij niet aan wagen, ik zal het niet proberen ; — met inwendig object: een kans wagen ; — het er op wagen, het riskeren, besluiten tot iets hachelijks over te gaan; je kunt het best wagen;
2. (abs.) zijn geluk beproeven, risico nemen : die niet waagt, die niet wint, hem die niets onderneemt, kan niets gelukken, met stilzitten verdient men geen geld ; die waagt, die wint; fris gewaagd is half gewonnen, de fortuin begunstigt de moedige ;
3. durven te ondernemen : een sprong, een tocht wagen ; enigszins pleonastisch in de verb. durven te wagen : — zich verstouten : waag het niet mij weer onder de ogen te komen! waag het eens! ;
4. in de uitdr. die twee zijn aan elkander gewaagd, staan elkander, geven elkander niets toe ; — zie ook Gewaagd.