Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wijsheid

betekenis & definitie

v. (...heden),

1. het wijs-zijn ; — de juiste, hoogste, op inzicht en levenservaring berustende kennis (en het handelen daarnaar): die uitspraak getuigt van grote wijsheid; 't is naarstigheid, die vroege Kennis gaart; Ervaring is ’t, die spade Wijsheid baart (Staring); veel wijsheid bezitten; hij meent de wijsheid in pacht te hebben, het alleen maar goed te weten ; de wijsheid kijkt hem de ogen uit, schamper gezegde betreffende iem. die dwaas, dom handelt, spreekt; — (spr.) meer geluk dan wijsheid ; Boek der Wijsheid, een der apocriefe boeken van het
O.T.;
2. geleerdheid: met al hun wijsheid kwamen zij niets verder;
3. (van zaken) de hoedanigheid van wijs te zijn: de wijsheid van een besluit, een maatregel;
4.(gemeenz.) iem. die meent veel te weten: het is zo’n wijsheid; ook wel gezegd van een kind dat verstandig, goed bij de hand is ;
5. wat wijs is, uiting van wijsheid, bijna altijd iron. gebruikt: wijsheden verkopen; diepzinnige wijsheden ; —G. (iron.) kennis, wetenschap omtrent iets: waar heb je die wijsheid, vandaan?