IJdele vrees is zekere ellende

Maak u niet nodeloos bezorgd om leed, dat misschien nooit komen zal

Zweven tussen hoop en vrees

Vertaling van Vergilius, Aeneïs (I, 2, 18): ‘Spemque metumque inter dubii’

Angst (vrees) is een slechte raadgeefster

Wie angstig, bevreesd is, is niet in staat kalm en onbevangen over de dingen na te denken en maatregelen te treffen. In een dergelijke stemming is men geneigd impulsieve dingen te doen, die later glad...
Lees meer

Een ridder zonder vrees of blaam

Dit is de vertaling van Fra.: ‘Chevalier sans peur et sans reproche’. Als zodanig zijn bekend Tancrede (ca. ii 12), een der hoofden van de eerste kruistocht in het gevolg van Godfried van Bouillon voo...
Lees meer

Dat is een ridder zonder vrees of blaam

Dat is een moedig mens

Vrees benout my en hoop my wederom troost gheeft

Des ben ick tusschen beyd’ hanghen en verworghen

Uit vrees voor de rook springen de zotten in ’t vuur

Om een kleine moeilijkheid (gevaar, enz.) te vermijden, haalt men zich vaak een veel grotere op de hals

Heb je niet gehoord van dien vreeselijken moord

die dubbelen moord in ’s Hage! En verder

Heb je niet gehoord van dien vreeselijken moord

O Jut, o Jut’

Heb je niet gehoord van dien vreeselijken moord

Nou zit je in de put!

Heb je niet gehoord van dien vreeselijken moord

Had jij Mevrouw van der Rouwen d’r leven maar later houwen

een schurftig paard vreest de roskam

iemand die schuldig aan iets is, ziet liever niet dat de zaak onderzocht wordt.

Een schurftig hoofd vreest de kam

Iemand die geen zuiver geweten heeft, is bang dat men een onderzoek naar bepaalde zaken zal instellen

Een schurftig hoofd vreest de kam

Wie niet zuiver in zijn schoenen staat, vreest nader onderzoek

Een schurftig paard vreest de roskam

Wie niet zuiver in zijn schoenen staat, vreest nader onderzoek

Een schurftig paard vreest de roskam

Wie wat op zijn geweten heeft, vreest een onderzoek

Wie mussen vreest, zaaie geen koren

Wie bang is voor iets, moet er zich niet aan blootstellen

Wie mussen vreest, zaaie geen koren

Wie ergens bang voor is, moet er niet aan beginnen

Een geruste slaap vreest geen onweer

Die een gerust geweten heeft, hoeft niet bezorgd te zijn

Een geruste slaap vreest geen onweer

Met een zuiver geweten behoeft men niet bang te zijn

Een goed geweten vreest geen aanklacht

Wie een zuiver geweten heeft, vreest geen nader onderzoek

Hij vreest God noch Zijne heiligen

’t Is een goddeloos mens

Een schurftig schaap vreest de roskam

Hetzelfde als: een schurftig paard vreest de roskam

Een goed aanbeeld vreest de hamer niet

Een goed mens hoeft niet bang te zijn voor tegenslag;

Een goed aambeeld vreest de hamer niet

Wie een goed geweten heeft, vreest geen onderzoek

Die de bramen vreest, moet uit het bos blijven

Wie bang is voor schade, moet geen zaken aanpakken

Die de bramen vreest, moet uit het bos blijven

Die zich niet aan gevaar wil blootstellen, moet de gelegenheden vluchten

Die de bramen vreest moet uit het bos blijven

Wie bang is voor gevaar of schade, moet geen zaak beginnen; wie niet tegen zijn verlies kan, moet niet spelen
toon meer resultaten