Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vonk

betekenis & definitie

v. (-en),

1. brandend deeltje dat ergens af vliegt, vuursprank : de vonken vlogen overal hem ; de 'paarden slaan vonken uit de keien ; de vonk in het kruit werpen, ook fig.; — electrische vonken zijn geen over springende vuurdeeltjes, maar de lichtende baan van ontladingen in gassen ; — (spr.) een kleine vonk ontsteekt wel een groot vuur, kleine oorzaken kunnen grote gevolgen hebben ; van één vonk brandt wel een heel huis af ; — smidskinderen vrezen geen vonken, wie met het gevaar vertrouwd is, wordt niet licht bang; —

(fig.) greintje, sprankje : een vonk van genie; hij heeft geen vonkje moed, eergevoel; de Hoop blaast lieverleê het vonkje van zijn moed te vlam (Staring). VONKJE, o.(-s).