Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Visite

betekenis & definitie

(<Fr.), v. (-s),

1. bezoek : op visite zijn ; visites afleggen, maken, ontvangen ; Mevrouw heeft visite ; — (vand.) de personen die op bezoek komen: is de visite al weg? — (in ’t bijz.) bezoek van een geneesheer bij een patiënt;
2.(drukk.) lettertype voor visitekaartjes e.d.