Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vierhoek

betekenis & definitie

m. (-en), (meetk.)

1. vlakke figuur, door vier rechte lijnen ingesloten, waarvan de verlengden buiten het begrensde deel vallen en waarbij maar vier snijpunten gevormd worden; men onderscheidt: regelmatige, onregelmatige vierhoek ; rechthoekige vierhoek, met vier rechte hoeken ; scheefhoekige vierhoek ; gelijkzijdige vierhoek ; ongelijkzijdige vierhoek, trapezium;
2. plaats, vak, ruimte in de gedaante van de onder 1. genoemde figuur.