Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Verzaken

betekenis & definitie

(verzaakte, heeft verzaakt),

1. ontrouw worden aan, verloochenen, afvallig worden van : dat ware ook een misdaad bij den rechter, want ik zoude den God van boven verzaakt hebben (Job 31 : 28); het geloof, een vriend verzaken ; de kracht, die lachend bloedschuld torst, en menslijkheid verzaakt (Staring); — (spel) troef, kleur verzaken, ze. niet spelen, ofschoon men ze heeft; — zijn plicht verzaken, niet nakomen ;
2. zich afkeren van, niet langer aanhangen: de duivel verzaken ; dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig, en rechtvaardig en godzalig leven zouden (Tit. 2 : 12) ; — ook wel met aan : aan de zonde verzaken, de gelegenheden tot zonde

mijden.