(verminderde, heeft en is verminderd),
1. minder, kleiner maken : zijn uitgaven verminderen; de belasting verminderen; het aantal dienstboden, werklieden, werkuren verminderen ; — de vrijheid vermindemen minder vrijheid toestaan ; — de munt verminderen, haar gehalte slechter maken;
2. afnemen, minder worden: de bevolking is sterk verminderd; mijn inkomen vermindert; de pijn, de koorts vermindert, laat af;
3. achteruitgaan in gezondheid, zwakker worden: hij vermindert van dag tot dag ;
4. in prijs verminderen, dalen, goedkoper worden ;
5. hij moet zich verminderen, zijn uitgaven verkleinen, eenvoudiger gaan leven.