v.,
1. het verlegen-zijn, als doorgaande eigenschap of in een bep. geval; onaangenaam gevoel dat iem. ondervindt als hij in bijzijn van anderen zichzelf gebrek aan kennis of kunde toeschrijft, beschroomdheid ;
2. omstandigheid dat men niet goed weet wat te doen, moeilijk parket: in verlegenheid brengen, raken, zijn; iem. uit de verlegenheid helpen ; — geldelijke verlegenheid, geldnood ; geldgebrek ; vand. ook verlegenheid pregn. voor geldgebrek.