(verdronk, heeft en is verdronken), overg.,
1. drinkende doorbrengen, slijten (de tijd);
2.met drinken uitgeven, verspillen : veel geld verdrinken ; zijn zorgen verdrinken, door drinken doen vergeten ;
3. in het water doen omkomen of ondergaan: een hond verdrinken; vele wateren zouden deze liefde niet uitblussen, ja de rivieren zouden ze niet verdrinken (Hoogl. 8:7); zich verdrinken', — overstromen;
II. onoverg.,
1. in het water omkomen : hij is verdronken ; — verdrinken eer men water gezien heeft, zich zedelijk of lichamelijk bederven zonder eigenlijk goed te weten wat men gedaan heeft: ook : dadelijk bezwijken voor een verleiding :
2. (oneig.) geheel in iets ondergedompeld worden of verdwijnen : hij verdrinkt in die jas, die is hem veel te groot: — verdrinken in het materiaal, in de feiten, er door overstelpt worden, ze niet meer overzien.