Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Veer

betekenis & definitie

o. (veren),

1. gelegenheid dat, plaats waar men een rivier kan worden overgezet: toen de brug vernield was, moest men zich met een veer behelpen ; hij toog over het veer van de Jabbok (Gen. 32 : 22); — (fig.) hij gaat over de veren, overal legt hij eens aan, inz. om te borrelen;
2. geregelde verbinding per schip tussen twee tegenover elkaar of op niet te grote afstand gelegen plaatsen;
3. plaats van vertrek en aankomst der beurtschepen.
4.zn. (veren), (gew.) mallejan.