Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vaarwel

betekenis & definitie

(lit.t.),

I. tw., eig. het ga u wel, afscheidsgroet: vaarwel, mijn vriend, mijn dierbaar vaderland; vaarwel wuiven;

II. zn. o.,

1. (eig.) de onder I. genoemde groet: iem. het laatst vaarwel toeroepen, afscheid van hem nemen;
2. (oneig.) afscheidsgroet: ’t vaarwel der zwaluw;
3. (oneig.) afscheid: menig droef vaarwel.