Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vaderland

betekenis & definitie

o., mv. (ongew.) -en,

1. land van de Hemelse Vader, hemel: het eeuwig, het hemels vaderland;
2. gewest, naderhand land of staat waar iemands vader, waar de voorvaderen hebben gewoond, waar men geboren en getogen is, waar men als burger woont en zich thuis voelt: voor vorst en vaderland; vaderland en vrijheid; het lieve vaderland; (zegsw.) voor het (lieve) vaderland weg iets nemen, geven, zo maar, ongegeneerd, zonder veel complimenten; een tweede vaderland, een land waar men zich thuisvoelt net als in zijn eigen land ; (zegsw.) waar men het goed heeft, daar is het vaderland; het vaderland is een trekpleister, gewoonlijk blijft men er gaarne of keert er gaarne weder; hij vindt overal zijn vaderland, hij gevoelt zich overal thuis: iets offeren op het altaar des Vaderlands; een profeet is in zijn eigen vaderland niet geëerd, vgl. bij Profeet: de hoop des vaderlands, zie bij Hoop;
3. land waar iets of iem. van nature thuishoort; land van herkomst, bakermat: Nederland is het vaderland van de godsdienstvrijheid; Amerika is het vaderland van de kina.