Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Groet

betekenis & definitie

m. (-en), in litt. taal ook GROETE, v. (-n), betuiging van beleefdheid, vriendschap of eerbied door woord of gebaar van personen die elkaar ontmoeten (althans in contact met elkaar komen) of uit elkaar gaan, begroeting, resp. afscheidswens: hij beantwoordde mijn groet met een stijve buiging ; een korte groet tot afscheid ; een beleefde, een vriendelijke, een koele groet; — de engelse groet, zie Engels (I); — een lief groetje krijgen, een vriendelijke hoofdknik (van een vrouw of meisje); de militaire groet, het salueren; — een groet komen brengen, een kort bezoek brengen, even aanwippen ; — een laatste, groet brengen (aan een dode), een laatste blik op het lijk, op de lijkkist slaan; — iemands groeten overbrengen, zijn complimenten doen; je moet de groeten hebben van mijn vader; — (als formule aan het slot van brieven) na beleefde groete verblijf ik ... ; met vriendelijke groet noem ik mij enz. ; — een groet uit den vreemde, iets dat uit den vreemde als betuiging van toegenegenheid toegezonden wordt.