Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Toveren

betekenis & definitie

(toverde, heeft getoverd),

1. op bovennatuurlijke wijze, door bemiddeling van bovenaardse machten die inz. door gebaren en woorden beheerst worden, zekere werkingen tot stand weten te brengen, inz. allerlei zaken uit het niet te voorschijn kunnen roepen : Medea kon toveren ; — (zegsw.) ik kan niet toveren, het onmogelijke moet men niet van mij verlangen ;
2. door toverij, door goochelarij op een bep. plaats of in zekere toestand brengen : een ei uit een hoed toveren ; iets te voorschijn toveren ;
3. ( oneig.) goochelen; — wonderlijke of prachtige effecten weten te bereiken : toveren met licht, met kleuren.