I. (zwoer toe, heeft toegezworen), met een eed beloven of met het genoemde bedreigen: iem. vriendschap toezweren; gij, die den eed der trouw een gade toezwoert (Staring); iem. eeuwige haat, dood- en verderf toezweren.
II. (zwoor toe, is toegezworen), (van een wond) dichtzweren.