(rustte toe, heeft toegerust),
1. iets of iem. voorzien van wat nodig is voor een bep. doel: zich voor een reis toerusten; een leger toerusten, van voedsel en uitrusting voorzien; zich ten strijde toerusten, wapenen;
— toegerust met, voorzien van: toegerust met de vereiste technische kundigheden; fabrieken, toegerust met de nieuwste snufjes der techniek;
2. (veroud.) in orde maken, voorbereiden: heesters en planten die reeds tot nieuwe kleurenpracht zich toerusten.