Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nodig

betekenis & definitie

bn. bw., door de behoefte vereist: nodige reparaties aanbrengen; de nodige toebereidselen voor de reis waren reeds gemaakt; één ding is nodig (Luc. 10 : 42); dat is hoog, dringend nodig; — het is niet nodig, het behoeft niet; — hebt u geld nodig? hebt u behoefte aan geld? — je moet nodig eens komen, het is nodig, dat je eens komt; — ik moet je eens nodig spreken, noodzakelijk ; — niet nodig, gezegd tot iem. die aan de deur iets te koop aanbiedt; — gij hebt er niet nodig, gij behoeft er niet te wezen, uw tegenwoordigheid is daar niet vereist ; — je hebt er niet mee nodig, je hebt er niets mee te maken, behoeft het niet te weten; — (gemeenz.) jawel, ik heb je nodig, welzeker, dat kun je begrijpen, als antwoord op een vraag als : och kom, leen me een paar gulden; — (iron.) nu moet je nodig nog zeggen . . . ., gebruikt als iemand zeer ten onrechte het gezegde opmerkt ; — na de nodige bittertjes, er verscheidene gedronken hebbende; — het nodige, wat in een bep. geval vereist wordt: ik zal voor het nodige zorgen; — (gemeenz.) er ontbreekt zeker weer het nodige, weer heel wat, weer het voornaamste; — (als afscheidsgroet) (gew.) nu, neef, het nodige!, ik wens je wat je nodig hebt.

< >