Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tempelier

betekenis & definitie

m. (-en, -s), ridder van een voormalige geestelijke orde, in 1118 te Jeruzalem gesticht door Hugo de Payns ; daar de orde rjjk was werd ze door Philips de Schone van Frankrijk van geloofsafval en onzedelijkheid beschuldigd en in 1312 opgeheven; — (zegsw.) hij zuipt, drinkt als een tempelier, hij is een onmatig drinker; — orde der Goede Tempelieren , genootschap van geheelonthouders.

< >