Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Technisch

betekenis & definitie

(<Hd.),

1. bn., wat een techniek betreft, op het gebied of op het punt van een bepaalde techniek: technische zuiverheid; een technische dienst: technische term, vakterm; technisch ambtenaar, opzichter van de rijkswaterstaat; — inz. de werktuigkunde, de praktijk van het bouwen, construeren en de chemische nijverheid betreffend: technische vakken; technische chemie; technisch onderwijs: Technische Hogeschool, waar men opleiding tot ingenieur heeft; Middelbare Technische School, instelling van middelbaar onderwijs die opleidt voor technische vakken en technologie; technisch bureau, bureau waar werken op het gebied der techniek worden voorbereid en hun uitvoering geleid; — technische moeilijkheden, fouten; — technische vezel, lange vezel (vlas, jute, hennep) opgebouwd uit de kleine organische vezels.
2. bw., op een wijze die betrekking heeft op een of de techniek: een technisch goed fabrikaat; — technisch geschoold personeel; — het spel van deze pianiste is technisch volmaakt.

< >