Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STANG

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (veroud.) houten staak of stok : en Mozes maakte een koperen slang en stelde ze op een stang (Num. 21: 9); een vendel wapperend aan de stang ; — (gew.) staak of mast waar de vogel op staat bij het vogelschieten ;
2. (jag.) hoofdtak van een gewei;
3. staafvormig lichaam van metaal of enige andere harde stof: een rechte, een ronde, een dikke stang ; een ijzeren, koperen stang ; een glazen stang (gewoner is staaf in deze zin); een samenstel van stangen en draden ; pruimtabak in rollen of stangen;
4. gebit aan een paardentuig ; het geheel der met het mondstuk verbonden delen waaraan de teugels bevestigd zijn : grijpt het ros bij toom en stangen ; op de stang bijten ; — een paard op de stang rijden, het flink de teugel doen gevoelen ; iem. op de stang rijden, hem streng behandelen, inz. hem streng onder handen nemen ; iem. op stang rijden of jagen, hem boos, kwaad, maken; hem tergen.