m. (-s),
1. die springt of zich toelegt op springen; iem. voor zover hij kan springen: het is een sterke springer, hij springt zeer ver of hoog.
2. iem. die nog jong en weinig ernstig is.
3. ben. voor de motjes van de soort Simaethis pariana.
4. (gew.) strandvlo (Talitrus locusta).
5. (bij erwten) plant die door haar forse groei een eind boven de rest uitstrekt, doch minder zaad oplevert.
6. tangent of wippertje, deel dat bij het bespelen van een piano enz. opspringt en de snaar aanslaat.