v. (-en),
1 het snijden; — striemende, scherpe pijn: snijdingen in het lijf, buikpijn;
2. de omstandigheid dat, de plaats waar twee of meer lijnen, wegen enz. elkaar snijden of kruisen: de snijding van spoorwegen, van straten;
3. smalle opening tussen twee huizen;
4. terugsprong in de muurvoeting, versnijding van een muur.