(snaaide, heeft gesnaaid),
1. (volkst.) kapen, wegnemen, vooral iets om te eten ;
2. (beurst.) meer in rekening brengen dan betaald is, zich van gapkoersen bedienen;
3. (gew.) snoepen;
4. (gew.) winnen: die jongen snaait ze, hij heeft al dertig knikkers gewonnen.