Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Semper

betekenis & definitie

zie het Wdb.; — sem'per, ubi'que et ab om'nibus, altijd, overal en door allen (toegepast op de geloofsstellingen van de R.K. Kerk); — sem'per agen'do, altijd bezig; — sem'per a'liquid hae'ret, er blijft altijd wat van hangen (zie ook Calumniare audacter etc.); — sem'per Augus'tus, titel van de keizers van het H.

Roomse Rijk (962—1806).

< >