(Fr.),
1. vz., terzake van: à propos hiervan is ook de regeringscrisis in Engeland merkwaardig;
2. tw., terzake, wat ik zeggen wil, ik denk er juist om: à propos, hoe gaat het met Freddy?: 3. bw., van pas: dat kwam niet erg à propos;
4. zn. o., zaak, onderwerp: hij laat zich gauw van zijn à propos brengen, van zijn stuk (meest aaneengeschreven).