Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Prisma

betekenis & definitie

(Gr.-Lat.), o. (-’s, -ta), (meetk.) lichaam begrensd door twee evenwijdige vlakken (boven- en grondvlak) en drie of meer zijvlakken met evenwijdige snijlijnen; — (nat.) driezijdig prisma van doorschijnend materiaal, dat benut wordt om zijn optische eigenschappen; — (geodesie) dergelijk rechthoekig driezijdig lichaam van geslepen glas in koperen montuur, dienend voor het uitzetten van rechte hoeken.