Wat is de betekenis van Prisma?

prisma - zelfstandig naamwoord uitspraak: pris-ma 1. voorwerp met gelijkzijdige driehoeken als onder en bovenkant en rechthoeken als zijkanten ♢ chocolade van Toblerone heeft de vorm van een prisma 2. driezijdig geslepen glas...

Een prisma is een ruimtelijke vorm (1) met een veelhoek als grondvlak en rechthoekige zijvlakken; de zijvlakken kunnen loodrecht maar ook schuin op het grondvlak staan.

Een doorschijnende driehoek die de kleuren van wit licht zichtbaar maakt.

[VLat., van Gr. prisma, prismatos = gezaagd ding, van prizein = zagen] (wisk.) lichaam met een grond- en een bovenvlak die gelijk en evenwijdig zijn, en zoveel zijvlakken als grond- en bovenvlak zijden hebben; spec.: driezijdige kantzuil van geslepen glas.

meetkundig lichaam; glazen lichaam dat het licht breekt en ontleedt (nat.)

prisma - Driehoekige, glazen of kristallen, hangers die vooral worden gebruikt om kroonluchters of kroonkandelaars te versieren. Voor soortgelijke gladde of gefacetteerde hangers, die in allerlei vormen worden gemaakt, wordt 'lusters (onderdelen van verlichtingsmiddelen)' gebruikt.

(de, -’s), (ook, niet alg.:) paperback, pocketboek. - Etym.: Ontleend aan de ‘Prisma-serie’, een zeer uitgebreide serie paperbacks van uitgeverij Het Spectrum (Utrecht/ Antwerpen).

(prisma-vormig stuk terra-cotta, w.o. men in het Nab. O. inscripties aanbracht). Z. Cylinder.

liggaam waarvan onderste en boonste vlak ewewydig en gelyk is, terwyl sykante parallelogramme vorm; driesydige, deurskynende prisma.