I. (preste, heeft geprest), (<Fr. presser),
1. (Zuidn.) sterk drukken, persen: het lijf in ’t zwaar kuras geprest;
2. (fig.) nopen, trachten over te halen: iem. tot iets pressen.
II. (<Eng. prest, press <OFr. prester), (hist.) tot de krijgsdienst dwingen; voor militair gebruik opeisen: matrozen, wagens pressen.