Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Praatje

betekenis & definitie

o. (-s),

1. gemeenzaam, onbelangrijk gesprek : met iem. een praatje maken; kom eens een praatje maken, een bezoek brengen; — om een praatje verlegen zijn, graag een gemeenzaam gesprek willen voeren; veelal gezegd van en tot iem. die iets heel onbelangrijks meedeelt;
2. het gesprokene, woorden: afgezaagde praatjes; het is maar een praatje; — praatjes vullen geen gaatjes, met praten alleen richt men niets uit; — het zijn praatjes voor de keuken, meidenpraatjes waarvan men de waarheid niet te veel betrouwen kan; — praatjes voor de vaak, nietsbeduidende praatjes ; — wat een praatje!, welk een leugen! — stoor u niet aan de praatjes der mensen; — er gaan vreemde praatjes van hem; — ik zal er nu geen praatjes om maken, ik zal er geen woorden om verspillen;
3. korte verhandeling, rede, causerie: een praatje voor de radio.