Wat is de betekenis van praatje?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

praatje

Het begrip praatje heeft 4 verschillende betekenissen: 1) informeel gesprek. informeel gesprek over uiteenlopende zaken, die over het algemeen onbelangrijk zijn. 2) gerucht. bewering die iets slechter of lelijker voorstelt dan het in werkelijkheid is; gerucht; roddel. 3) grootspraak. bewering die iets beter of mooier voorstel...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

praatje

praatje - zelfstandig naamwoord uitspraak: praat-je 1. kort gesprek over gewone dingen ♢ mijn collega kwam een praatje maken 1. hij heeft praatjes [hij schept op over zichzelf] ...

2024-03-29
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Praatje

Praatje - 'een praatje slaan met een boom': van de fiets afstappen om zijn behoefte te doen. Syn.: leuteren, de pijp kloppen.

2024-03-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

praatje

zie slaan.

2024-03-29
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Praatje

zie Gesprek.

2024-03-29
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Praatje

1 een - pot, politieslang voor ‘een intiem, vertrouwelijk praatje (achter een pot koffie)’, tijdens hetwelke men inlichtingen tracht in te winnen. Met die verhalen kwamen ze bij een accountant van de CRI (dat zijn registeraccountants die uitgeleend worden aan korpsen voor hulp bij het financiële deel van een complex onderzoek) en die hebben bij een...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Praatje

s.n., praetsje (it); nietszeggende -s, âldwivepraetsjes, lúnjes, kachelachjes; laffe -s, sleau, ôfwaeid praet (it); een voor de vaak, in praetsje om ’e nocht; -s vullen geen gaatjes, sizzen is neat mar dwaen is in ding, it is mei sizzen net to dwaen, lûd sprekken folle...

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Praatje

o. (-s), 1. gemeenzaam, onbelangrijk gesprek : met iem. een praatje maken; kom eens een praatje maken, een bezoek brengen; — om een praatje verlegen zijn, graag een gemeenzaam gesprek willen voeren; veelal gezegd van en tot iem. die iets heel onbelangrijks meedeelt; 2. het gesprokene, woorden: afgezaagde praatjes; het is maar een praatje; &m...