Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Per

betekenis & definitie

(Lat.), vz., door, met, in (in bepaalde verbindingen): ik zend het u per post (met de post), per schipper, per Van Gend en Loos; per as wordt alles aangevoerd, in een rij- of voertuig; — het kost drie gulden per stuk; hij verdient f 40 per week; — per accidens, bij toeval; per acquit, voldaan, betaald; — per ami(e), door een vriend(in), op een adres; — per angusta ad augusta, door lijden tot heerlijkheid; — per aspera ad astra, door strijd tot overwinning; — per cassa, contant, in gereed geld; — per contant, tegen gerede betaling; — per couvert. onder omslag; — per fas et nefas, met ja en neen, met recht en onrecht, met rechtmatige en onrechtmatige middelen; bij alles wat heilig is; — (Zuidn.) per force, met geweld, absoluut; — per saldo, als overschot der vorige rekening; — per se, a) voortvloeiend uit het wezen van de persoon of zaak: dat behoeft niet per se het geval te zijn; b) stellig: hij heeft het per se gedaan.

< >