Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Papieren

betekenis & definitie

bn.,

1. van papier: papieren boorden, servetten; papieren geld, in tegenst. met metalen, inz. gouden en zilveren geld; — de papieren wereld, geldwereld, fondsen; — een papieren brief, een brief: ik heb hem een lange papieren brief geschreven; — het is daar een papieren boel, er komen allerlei paperassen bij te pas, het is echt bureaucratisch; — papieren kind, gezegd van een letterkundig werk ten opzichte van de auteur.
2. alleen op het papier bestaande, niet werkelijk: papieren maatregelen, die op het papier goed schijnen, doch in werkelijkheid niet uit gevoerd worden of kunnen worden; — de papieren paedagogiek, alleen op de theorie gebaseerd en niet uitvoerbaar in de praktijk.
3. (oneig.) als van papier zijnde: de witte, papieren vleugeltjes van de vlinder.
4. zwak, zo onsterk als papier: een papieren vrouwtje; — hij loopt papieren zoldertje, hij loopt op ijs dat voor zijn voeten wegbuigt, hij maakt een buigertje.